Een thema wat veel terugkomt bij mijn cliënten is de wens om “het goed” te doen en een angst om “het fout” te doen. Daar kan van alles achter zitten. In dit artikel ga ik in op de morele kant van het verhaal: wat is goed of fout om te doen en hoe bepaal je dat? Het gaat dus om geweten en hoe je dat gezonder kunt maken.
Misschien zit je op dit moment met een persoonlijke gewetensvraag, bijvoorbeeld:
- Mag ik mijn (zieke) partner verlaten?
- Is het slecht om vreemd te gaan of een affaire te hebben?
- Mag ik liegen over …?
In dit artikel help ik je om over dit soort vragen duidelijkheid te krijgen voor jezelf. Niet op basis van wat een ander vindt dat je wel of niet zou moeten doen, maar op basis van wat voor jou waar is. Dit is een noodzakelijke stap om voor jezelf vrijheid en zelfvertrouwen te vinden.
Op deze pagina
Wat maakt het uit?
Dit artikel gaat over het ontwikkelen van vertrouwen in je eigen inschatting wat goed gedrag is in iedere situatie. Feitelijk gaat het dus om het ontwikkelen van zelfvertrouwen – vertrouwen je eigen oordeel – in plaats van naar een ander te moeten kijken wat “oké” is en wat niet. Waarom zou een ander dat beter voor jou kunnen doen dan jijzelf?
Wanneer je niet vertrouwt op je eigen geweten, dan:
- Verlies je autonomie: mensen kunnen je schuldig doen voelen met een beroep op hun normen, en daarmee jouw gedrag in hun voordeel beïnvloeden;
- Kun je in conflict komen met je eigen natuur. Je eigen natuur voldoet vaak niet aan aangeleerde normen. Hierdoor kun je ten onrechte gaan denken dat je van nature “slecht” bent of “slechte verlangens” hebt;
- Kan je leven stuurloos aanvoelen, omdat je niet goed weet wat je wel of niet moet doen.
Dit wantrouwen in je eigen geweten raakt ieder aspect van je leven en kan je ontzettend veel energie en levensvreugde kosten. Zonder eigen geweten ben je niet vrij en niet autonoom.
Voordat je je eigen geweten kunt gaan vertrouwen, moet je je eerst losmaken van de normen van anderen.
Vaste normen zijn onecht
In de samenleving, en vooral binnen religies, worden vaak vaste, absolute normen ingeprent:
- Doden is slecht;
- Stelen is slecht;
- Seks voor het huwelijk is slecht;
- Seks is eigenlijk sowieso best wel slecht;
- Vreemdgaan is slecht;
- Je moet trouwen en dan altijd bij je partner blijven;
- Liegen is slecht;
- Prostitutie is slecht;
- Abortus is onacceptabel;
- Etc.
De lijst is eindeloos.
Vaste normen klinken logisch, maar alleen als je er totaal niet verder over nadenkt. Eerbied voor het leven is mooi, maar natuurlijk mag je een mug gewoon doodslaan. Je hoeft haar jouw bloed niet ongestoord te laten drinken.
Stelen is inderdaad niet fraai, maar belastingen worden dan wel weer breed geaccepteerd, omdat gedacht wordt dat deze vorm van diefstal nuttig is.
Vaste normen bevatten altijd wel een kern van waarheid, ze zijn ten dele waar of waar in bepaalde gevallen, maar de werkelijk is uiteindelijk veel te complex om te vangen in vaste normen van goed of slecht. Iedere situatie is uniek.
De kern is vaak dat je van nature slecht bent, en deze normen nodig hebt om nog enigszins oké te zijn. Dat klopt echter niet.
Je bent van nature niet goed of slecht
Een eeuwenoude vraag is of de mens van nature goed of slecht is. En of dat dan geldt voor sommige mensen, of voor alle mensen.
De vraag is best wel onlogisch, als je hem iets breder trekt. Van dieren vragen we ons zelden af of ze van nature goed zijn of slecht. Een hond blaft van nature. Is dat goed of slecht? Het maakt weinig uit wat je er van vindt – hij doet het gewoon.
Zo geldt het voor alle dieren: ze doen gewoon wat ze doen: andere dieren opeten, dingen stuk maken, een territorium claimen en beschermen, vechten, paren, etc. Alles wat ze doen is per definitie natuurlijk.
De inkleuring “goed” of “slecht” ontstaat pas binnen de context van een maatschappij, ook voor dieren. Een hond die constant hard blaft naar alles en iedereen op straat levert ergernis op voor zijn baasje en omstanders. De hond is niet slecht, maar voldoet alleen niet aan de (veronderstelde) normen van de maatschappij.
Het baasje zou kunnen proberen om het gedrag van de hond te veranderen. Dit is feitelijk hetzelfde als het opvoeden van een kind: het natuurlijke gedrag proberen te veranderen, zodat het voldoet aan de (veronderstelde) normen van de maatschappij. Soms verandert hierdoor inderdaad het gedrag, maar de natuur blijft onveranderd. De hond zou misschien gaan denken dat zijn natuur, namelijk blaffen, slecht is.
Afhankelijk van hoe goed jouw natuur in de (veronderstelde) maatschappelijke normen past, ontstaat er meer of minder spanning. Voor de meeste mensen geldt dat de maatschappelijke normen geen hele goede reflectie zijn van hun natuur, en daardoor ontstaat er volop spanning en hypocrisie.
Dit speelt in het bijzonder voor seksualiteit. Zowel mannelijke als vrouwelijke seksualiteit passen maar moeizaam in de maatschappij. Mannelijke seksualiteit heeft van nature iets opdringerigs. Vrouwelijke seksualiteit heeft van nature iets losbandigs. Beide eigenschappen worden afgekeurd, hoewel ze natuurlijk zijn. Justine van de Beek schreef een mooi artikel over dat laatste, en hoe subtiel de afkeuring kan zijn.
Zelfonderzoek
Het is niet altijd mogelijk om helemaal jezelf te zijn én in de maatschappij te functioneren. Ook al geloof je niet in de algemeen geldende normen, je hebt er wél mee te maken. Het is wel heel waardevol om voor jezelf helder te krijgen waar het precies schuurt. Hoe jij eigenlijk diep van binnen bent, wat je verlangens zijn, en hoe dat verschilt met wat de maatschappij van je verwacht.
Wat wil je eigenlijk? Wat gaat er fout, als je je eigen natuur niet meer zou onderdrukken? Stel, je hebt helemaal schijt aan de maatschappij en de mening van anderen. Wat zou je anders doen? Wat zijn daar de gevolgen van? Welke aannames heb je over de gevolgen, en kloppen ze wel?
Doe deze oefening om jezelf beter te leren kennen, en vooral om je eigen verlangens te accepteren. De wereld zit vol mensen die je verlangens zullen afkeuren, maar dat hoef je jezelf niet aan te doen. Accepteer en waardeer wat er is en wie je bent.
Als het goed is, hecht je inmiddels veel minder aan andermans normen en waarden. Voordat je op je eigen geweten kunt vertrouwen, moet je echter wel herkennen waar je mee te maken hebt: gezond of ongezond geweten.
Gezond en ongezond geweten
We hebben als mensen twee gewetens in ons: een gezond geweten en een ongezond geweten. Zowel gezond als ongezond geweten worden in de volksmond “geweten” genoemd, maar ze hebben een heel ander karakter.
Om op je geweten te kunnen vertrouwen, moet je weten waar je mee te maken hebt.
Ongezond geweten
Ongezond geweten spreekt op een aanvallende manier:
- Doe dat nou niet;
- Dat kun je echt niet maken;
- Hoe haal je het in je hoofd;
- Wat ben je toch een <vul zelf in>!
Dit is een stem van vroeger. Hij is aangeleerd door anderen (vaak ouders en/of geestelijk leiders) en komt dus van buiten jezelf.
Ongezond geweten verwoordt andermans normen en ondermijnt je zelfvertrouwen. Ongezond geweten is een vorm van zelfkritiek: je hebt een innerlijke criticus. Alles wat je kunt doen om je zelfkritiek te verzachten, vermindert ook de kracht van je ongezonde geweten.
Ik kan me goed voorstellen dat je je bij zelfkritiek machteloos voelt: je hebt die stem in je die heel boos kan worden op jou. Die stem moet stoppen, want anders ga je er aan onderdoor. Dus doe je wat de stem wil of verlies je jezelf in een of andere vorm van afleiding. Het patroon blijft zo in stand.
Je bent echter helemaal niet machteloos, je moet alleen even weten hoe je constructief omgaat met je innerlijke criticus: ga er mee in gesprek! Vraag hem maar eens:
- Ben je teleurgesteld in mij?
- Had je graag gewild dat ik meer … was?
- Ik begrijp je teleurstelling en je wens – ik heb ze zelf ook!
- Klopt het dat je al heel lang boos bent op mij, en dat het niks heeft geholpen?
- Sta je er voor open om iets anders te proberen – iets wat misschien wel werkt?
- Wil je proberen om mij begripvol te ondersteunen in onze gedeelde wens?
Deze dialoog verandert je ongezonde geweten in gezond geweten. Je hebt nu van binnen iets wat steunt en richting geeft, in plaats van iets van je steeds van binnen aanvalt. Voer deze dialoog zo vaak als nodig is.
Gezond geweten
Gezond geweten klinkt heel anders, veel meer als een innerlijke mentor of coach. Het is ook vaak meer een gevoel dan een stem.
Gezond geweten speelt altijd in het nu en heeft geen vaste normen. Iedere situatie is immers uniek. Gezond geweten komt heel diep van binnen.
Stap 1 is het herkennen van ongezond geweten. Het is fantastisch als je kunt herkennen of je met gezond of ongezond geweten te maken hebt. Maar je kunt nog een stap verder gaan en je ongezonde geweten transformeren tot gezond geweten.
Gezond geweten is een vorm van intuïtie. Intuïtie is een subtiel iets en wordt vaak verkeerd begrepen of verward met een vooroordeel (iets heel anders).
Intuïtie draait om bewustzijn en voelen, dus doe daar je voordeel mee. Dat kan op twee momenten:
- Van tevoren;
- Wanneer je bezig bent.
Als je nadenkt over of je iets wel of niet zou moeten doen, probeer dan minder na te denken en meer te voelen. Wat speelt er allemaal? Dat kan best veel zijn. Probeer alle innerlijke “stemmen” die je hoort zo goed mogelijk uit te horen en te begrijpen. Dat geeft helderheid.
Zodra je helderheid hebt, heb je automatisch ook moed, rust en vertrouwen. Als je nog geen helderheid hebt, dan spelen er nog zaken die je niet bewust gemaakt hebt.
Je kan ook extra bewust zijn wanneer je iets doet waarover je twijfelt of het wel oké is. Of zelfs als je weet dat het niet oké is. Dit werkt goed bij verslavingen, als je jezelf niet in de hand hebt. Accepteer dan dat je jezelf nu even niet in de hand hebt – het hoeft ook niet! Het enige wat nodig is, is om bewustzijn toe te voegen: word heel bewust van wat je doet, hoe het voelt en welk gevoel voorafgaat aan deze impuls.
Alles wat je doet kan òf een uiting zijn van wie je bent, òf een afleiding van wie je bent. Daarom werkt bewustzijn zo goed: wanneer je nieuwsgierig wordt naar wie je echt bent en wat er in je speelt, hoe “lelijk” het ook is, wil je geen afleiding meer.
Hoe bewuster je wordt, hoe meer je gedrag een uiting wordt van je echte zelf, en hoe minder waarde je hecht aan de normen en opvattingen van anderen. En terecht: jij mag zijn wie je bent, zelfs als anderen daar moeite mee hebben.
Conclusie
Als je wilt weten wat “goed” is en wat “fout”, dan heb je geen kaders nodig of andere houvast. De kaders komen altijd van buiten jezelf, zelfs als ze geïnternaliseerd zijn in de vorm van ongezond geweten. De kaders zijn onecht, en uiteindelijk is er geen “goed” of “fout” – dat is maar een inkleuring van wat er is. Neem daarom de kaders minder serieus en leer te vertrouwen op je eigen intuïtie.
Ieder moment en iedere situatie zijn uniek. Hecht daarom niet aan vaste normen, maar doe waar de situatie om vraagt.